Vandaag dag 7. En dan begint de vermoeidheid toch toe te slaan. Sommige deelnemers haken af en laten de rest van het toernooi aan zich voorbijgaan, bij anderen is de irritatiegrens wat eerder dan normaal in zicht. 

Vandaag één speler die het wel heel bont maakte. Toen hij een half uur na het begin nog niet was verschenen, hebben we hem gebeld. Wat bleek? Hij was weer in slaap gevallen! Omdat hij niet kon garanderen dat het niet weer zou gebeuren hebben we moeten besluiten hem voor de rest van het toernooi uit te sluiten. Hard? Ja. Maar denk ook aan zijn tegenstander die nu voor niets een vrije middag heeft opgeofferd. 

Het tweede incident was aan het eind van de middag. Een speler zei dat hij zo door zijn tegenstander was afgeleid dat hij zich niet meer kon concentreren. Helaas zei hij dit pas nadat de partij was afgelopen. Tsja, dan kunnen wij als arbiter niets meer doen. En dit sluit mooi aan op een lezersvraag die ik vandaag kreeg: ‘Tijdens een partij doet mijn tegenstander een zet en drukt de klok in. Vervolgens vraagt hij aan mij of ik koffie wil. Ik vind dit vervelend, want ik ben in tijdnood en word door deze vraag gestoord in mijn concentratie. Mag ik hier wat van zeggen?’ 

Een regelmatig voorkomend probleem. Jij bent aan zet en je tegenstander doet iets (hoe goedbedoeld ook) waardoor jij uit je concentratie raakt. Als je er echt last van hebt, zet dan de klok stil en roep de arbiter erbij. Die moet dan bepalen of er sprake is van een overtreding van regel 11.5, waarin staat dat het verboden is de tegenstander, op welke wijze dan ook, af te leiden. 

De arbiter heeft dan een aantal mogelijkheden om hiermee om te gaan. Hij kan bijvoorbeeld de ‘koffiehaler’ een waarschuwing geven of de ‘gestoorde’ speler extra bedenktijd geven. 

En dan nog even dit: gisteren schreef ik een stukje over titels. Zyon Kollen heeft op de site van het schaakfestival een leuk stukje over dit onderwerp geplaatst (https://chessfestival.nl/columns/6-schaaktitels/).